Tijdsverloop tussen de overtreding en daadwerkelijke toepassing van bestuursdwang op grond van artikel 13b van de Opiumwet: van betekenis voor de noodzakelijkheid in het kader van de evenredigheidstoets?

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft zich in de uitspraak van 31 januari 2024 gebogen over de vraag of de burgemeester van Roermond een saunaclub mocht sluiten op grond van artikel 13b van de Opiumwet (ECLI:NL:RVS:2024:374). Wat de sluiting bijzonder maakt, is dat deze ruim twee jaar na constatering van de overtreding heeft plaatsgevonden. Hoe heeft de Afdeling in het kader van de evenredigheid geoordeeld over dit tijdsverloop?

Juridisch relevante feiten en omstandigheden

Yin Yang exploiteerde een seksinrichting in de vorm van een saunaclub waar de politie tijdens een onderzoek op 26 november 2016 soft- en harddrugs heeft aangetroffen. Naar aanleiding van deze overtreding heeft de burgemeester bij besluit van 23 februari 2017 bestuursdwang toegepast op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet. De saunaclub zou worden gesloten voor de duur van twaalf maanden.

Tegen dit besluit zijn echter rechtsmiddelen aangewend door Yin Yang, waardoor de sluiting pas in 2019 daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Dat tot sluiting wordt overgegaan en dat de sluiting van 25 februari 2019 tot en met 24 februari 2020 zal duren heeft de burgemeester bij brief van 6 februari 2019 medegedeeld. Volgens de Afdeling was deze brief echter een besluit, waardoor de reactie van Yin Yang daarop moest worden aangemerkt als een bezwaarschrift. De burgemeester heeft aldus onterecht niet inhoudelijk op dit bezwaar beslist en wordt opgedragen dit alsnog te doen.

Het bezwaar is vervolgens bij besluit van 23 maart 2022 ongegrond verklaard. Het standpunt van de burgemeester is dat de sluiting op 25 februari 2019 nog steeds noodzakelijk was gelet op het beëindigen van de ernstige overtreding van de Opiumwet en het voorkomen van herhaling daarvan. De maatregelen die Yin Yang na de overtreding heeft genomen waren volgens de burgemeester onvoldoende aangezien in de saunaclub opnieuw drugs is aangetroffen door de politie. De beoogde doelen zouden derhalve nog niet bereikt zijn.

Evenredigheidstoets: was de sluiting ondanks het tijdsverloop nog noodzakelijk?

De Afdeling geeft aan dat, zoals blijkt uit haar uitspraak van 8 december 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:2756), tijdsverloop ertoe kan leiden dat sluiting van een pand op grond van artikel 13b van de Opiumwet redelijkerwijs niet meer zal bijdragen aan het bereiken van de doelen die met een sluiting worden gediend. Daarom moet de noodzaak van het alsnog sluiten opnieuw worden beoordeeld indien de burgemeester een pand nog niet feitelijk heeft gesloten maar hiertoe nog wil overgaan terwijl meer dan één jaar is verstreken sinds de datum dat de sluiting zou zijn ingegaan volgens het bestuursdwangbesluit. Bij dit nieuw te nemen besluit dient de burgemeester dan aan te geven waarom het nog steeds noodzakelijk is dat de sluiting plaatsvindt en wat de sluitingsdatum en -duur is.

Alvorens de Afdeling ingaat op het tijdsverloop in de onderhavige zaak, merkt zij op dat van een overmachtssituatie, zoals betoogd door de burgemeester, geen sprake is. Hoewel de burgemeester geen invloed heeft op de lange doorlooptijden bij de rechterlijke colleges, maakt dat nog niet dat de daardoor ontstane vertraging Yin Yang moet worden aangerekend. Zij heeft immers gebruik gemaakt van de haar toekomende rechtsmiddelen en dat valt niet aan te merken als misbruik.

De Afdeling oordeelt vervolgens dat de burgemeester in de beslissing op bezwaar onvoldoende heeft gemotiveerd dat de sluiting op 25 februari 2019 voor de duur van twaalf maanden alsnog en nog steeds noodzakelijk was. Niet is gebleken dat de sluiting nog nodig was om de loop naar het pand eruit te halen, de bekendheid van de saunaclub als drugspand teniet te doen, herhaling te voorkomen en/of het signaal af te geven dat drugscriminaliteit niet wordt getolereerd. De door de burgemeester naar voren gebrachte informatie was immers onvoldoende concreet en leverde volgens de Afdeling geen aanwijzing op dat er ook na de overtreding in 2016 in of vanuit het pand drugs werden verhandeld.

Het tijdsverloop, waarin er geen tekenen van drugshandel waren, acht de Afdeling te groot om een sluiting te rechtvaardigen. Hierbij is mede van belang dat de gemeente en Yin Yang vóór de sluiting intensief hebben overlegd over de te nemen maatregelen om de aanwezigheid van drugs in de saunaclub tegen te gaan. Beide partijen bleken juist bereid te zijn om de saunaclub, weliswaar onder voorwaarden, open te houden. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de burgemeester niet kunnen motiveren waarom het onder die omstandigheden toch noodzakelijk was om de saunaclub met ingang van 25 februari 2019 te sluiten. De Afdeling concludeert dat het besluit van de burgemeester tot sluiting onevenredig is en aldus strijd oplevert met artikel 3:4, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Conclusie

Vaak zien we dat sprake is van strijd met het evenredigheidsbeginsel omdat een besluit niet evenwichtig is, wat de derde stap van de evenredigheidstoets behelst. Opmerkelijk aan deze uitspraak is dat de Afdeling niet toekomt aan bespreking van de evenwichtigheid omdat de tweede stap van noodzakelijkheid niet wordt doorstaan. Doorslaggevend voor het ontbreken van noodzakelijkheid is hier het tijdsverloop van ruim twee jaar tussen de overtreding en sluiting, waarin er geen aanwijzingen zijn om met de Opiumwet strijdige situaties aan te nemen. Deze uitspraak laat aldus zien dat het gelet op de evenredigheid van groot belang is dat het bestuursorgaan het tijdsverloop in acht neemt indien het voornemens is toepassing te geven aan artikel 13b van de Opiumwet.

Op de hoogte blijven?

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief! Dan zorgen wij ervoor dat u op de hoogte blijft van de belangrijkste ontwikkelingen binnen onze expertises.