Evenredigheidstoets door de Afdeling ten aanzien van besluiten genomen op grond van artikel 13b van de Opiumwet

In twee zaken waarin de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) uitspraak heeft gedaan op 25 oktober 2023 heeft zij een evenredigheidstoets uitgevoerd (ECLI:NL:RVS:2023:3938 en ECLI:NL:RVS:2023:3950). Hierbij ging het om besluiten die waren genomen op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Opmerkelijk is echter dat de uitkomsten van de evenredigheidstoets uiteenlopend waren. In deze blogpost worden de uitspraken met elkaar vergeleken en wordt ingegaan op de oorzaak van het verschil in uitkomst.

Wat was er aan de hand?

In de Leeuwarden zaak (ECLI:NL:RVS:2023:3938) heeft de burgemeester appellant op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet gelast de woning te sluiten voor de duur van drie maanden vanwege drugshandel vanuit de woning. Het doel van de sluiting is om de openbare orde te herstellen en herhaling van de overtreding te voorkomen.

In de Heerlen zaak (ECLI:NL:RVS:2023:3950) heeft de burgemeester eveneens op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet appellante gelast om de woning te sluiten voor de duur van twaalf maanden vanwege aangetroffen soft- en harddrugs in de woning. Wel heeft de rechtbank in deze zaak de sluitingsduur teruggebracht naar zes maanden, omdat een duur van twaalf maanden niet noodzakelijk was. De drugs werden namelijk aangetroffen als gevolg van een politieonderzoek dat geenszins gericht was op het vinden van drugs, maar juist op het opsporen van een verdachte. Ook waren er geen klachten van omwonenden of andere signalen over drugsverkoop bekend.

Toetsingskader evenredigheidsbeginsel

Ingevolge artikel 3:4, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) mogen de voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen. Toetsing aan dit evenredigheidsbeginsel behelst dat de noodzakelijkheid en evenwichtigheid van de woningsluiting moeten worden beoordeeld.

Noodzakelijkheid van de woningsluiting

Bij de beoordeling van de noodzaak van een sluiting is de vraag aan de orde of de burgemeester met een minder ingrijpend middel had kunnen en moeten volstaan waarmee het beoogde doel ook bereikt had kunnen worden. Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding moet beoordeeld worden of sluiting van een woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij die woning en het herstel van de openbare orde. Voor de beoordeling van de ernst en omvang van de overtreding is van belang of de aangetroffen drugs feitelijk in of vanuit het pand werden verhandeld.

Leeuwarden

Volgens de Afdeling kon de burgemeester redelijkerwijs concluderen dat vanuit de woning drugs werden verhandeld. Zo had de politie telefoongesprekken afgeluisterd waarbij bestellingen werden geplaatst en waren er verklaringen van afnemers dat appellant dealt in drugs. Bovendien zijn drugsgerelateerde goederen zoals verpakkingsmateriaal en een weegschaal gevonden in de woning. De burgemeester mocht aldus uitgaan van een ernstige situatie waardoor sluiting van de woning noodzakelijk was ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij die woning en het herstel van de openbare orde.

Heerlen

In deze zaak oordeelt de Afdeling dat het niet aannemelijk was dat feitelijk in of vanuit de woning drugs werden verhandeld. Zo stond de woning niet bekend in het drugscircuit en bleek er geen overlast in de omgeving te zijn van de woning. Echter, dit betekent niet dat er helemaal geen noodzaak bestond om de woning te sluiten. Er is immers een flinke hoeveelheid hard- en softdrugs aangetroffen die de toegestane hoeveelheid voor eigen gebruik ruimschoots overschrijdt. Ook is van belang dat de woning is gelegen in een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk. Derhalve mocht de burgemeester de woningsluiting voor de duur van zes maanden noodzakelijk achten.

Evenwichtigheid van de woningsluiting

Bij de beoordeling van de evenwichtigheid zijn verschillende omstandigheden relevant, zoals de mate van verwijtbaarheid van de aangeschreven persoon, een bijzondere binding met de woning en de mogelijkheid om weer van de woning gebruik te kunnen maken. De burgemeester moet de nadelige gevolgen van de sluiting voor de bewoner afwegen tegen de redenen voor sluiting.

Heerlen

In deze zaak luidt het oordeel van de Afdeling dat de sluiting van zes maanden onevenwichtig is. Appellante heeft namelijk mentale klachten en voelt zich alleen veilig in haar eigen woning. Voorts heeft ze weinig financiële middelen en staat ze onder bewind. Vanwege de woningsluiting zal de woningbouwvereniging de huurovereenkomst ontbinden en zal appellante vervangende woonruimte moeten vinden, wat mede door haar financiële situatie lastig te realiseren is. Ook van belang is dat appellante door de woningsluiting op de zwarte lijst van de woningbouwvereniging zal worden geplaatst, als gevolg waarvan zij voor een bepaalde duur niet in aanmerking kan komen voor een andere sociale huurwoning. De Afdeling concludeert dat de nadelige gevolgen van het besluit tot woningsluiting onevenredig zijn in verhouding tot het met het besluit te dienen doelen. Het besluit is derhalve in strijd met artikel 3:4, tweede lid, van de Awb.

Leeuwarden

Het gedwongen moeten verlaten van de woning, het moeten zoeken naar vervangende woonruimte en de uitsluiting voor een nieuwe sociale huurwoning vanwege plaatsing op de zwarte lijst, leiden in deze zaak volgens de Afdeling niet tot het oordeel dat de sluiting onevenwichtig is. Het moeten verlaten van de woning is inherent aan de sluiting en daarmee op zichzelf geen bijzondere omstandigheid. Tevens valt appellant een verwijt te maken aangezien hij kon voorzien welke gevolgen verbonden zouden worden aan de overtreding van de Opiumwet die hij heeft begaan. Verder is niet gebleken dat appellant een bijzondere binding met de woning had en evenmin is aannemelijk gemaakt dat appellant na verlies van de woning nergens kon worden opgevangen. De burgemeester mocht aldus de woning sluiten.

Conclusie

Bovenstaande zaken laten ons zien hoe de Afdeling besluiten, genomen op grond van artikel 13b van de Opiumwet, toetst aan het evenredigheidsbeginsel. In beide gevallen wordt de toets van noodzakelijkheid doorstaan. Dit ligt anders bij de beoordeling van de evenwichtigheid. Hoewel de woningsluiting in de Leeuwarden zaak terecht wordt bevonden door de Afdeling, maken de persoonlijke omstandigheden van appellante in de Heerlen zaak dat de burgemeester de woning niet mocht sluiten. Hieruit kan dus worden afgeleid dat de uitkomst van de evenredigheidstoets erg afhankelijk is van de concrete omstandigheden van het voorliggende geval.

Op de hoogte blijven?

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief! Dan zorgen wij ervoor dat u op de hoogte blijft van de belangrijkste ontwikkelingen binnen onze expertises.