Toepassing van de strafrechtelijke criteria voor functioneel daderschap door de Afdeling bij de toets of sprake is van overtrederschap
De uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 31 mei 2023 hebben wij in onze eerdere blogpost besproken. In deze uitspraken heeft de Afdeling haar rechtspraak over het begrip ‘overtreder’ genuanceerd door aansluiting te zoeken bij de strafrechtelijke criteria voor ‘functioneel daderschap’. Nu heeft de Afdeling deze criteria toegepast in haar uitspraak van 28 juni 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:2501). In deze blogpost leest u hoe de Afdeling dit heeft gedaan.
Casusomschrijving
Appellant is eigenaar van de woning in kwestie. Toezichthouders van de gemeente hebben een controle uitgevoerd en geconstateerd dat de woning werd bewoond door twee seizoenarbeiders uit Spanje. Het college van burgemeester en wethouders (college) heeft zich op het standpunt gesteld dat verhuur van de woning aan meer dan één huishouden in strijd is met het bestemmingsplan. Omdat voor dit gebruik op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een omgevingsvergunning is vereist maar niet is verleend aan appellant, heeft het college een last onder dwangsom opgelegd. Bij een tweede controle die werd uitgevoerd om na te gaan of de opgelegde last werd nageleefd is enkel de hoofdbewoner aangetroffen in de woning. Naar aanleiding van signalen dat wederom seizoenarbeiders verbleven in de woning is een derde controle uitgevoerd waarbij vijf personen in de woning zijn aangetroffen. Zij hebben verklaard dat zij daar huisvesting aangeboden kregen van hun werkgever. Bij een vierde controle zijn vier van de vijf personen aanwezig in de woning. Het college heeft appellant ervan in kennis gesteld dat het maximale dwangsombedrag van rechtswege is verbeurd en heeft besloten tot invordering van het verbeurde dwangsombedrag.
Sprake van een overtreding?
Uit het bestemmingsplan volgt dat een woning wordt gedefinieerd als een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden. Huisvesting van meer dan één huishouden is dus niet toegestaan. Bij bewoning van één pand door seizoenarbeiders, zoals aan de orde in de onderhavige zaak, is geen sprake van continuïteit in de samenstelling, omdat de seizoenarbeiders slechts een aantal maanden in het pand zijn gehuisvest, en evenmin van onderlinge verbondenheid. Daarmee wordt de woning in afwijking van het bestemmingsplan bewoond door meerdere huishoudens en is dus sprake van een overtreding.
Sprake van overtrederschap?
De Afdeling verwijst naar de uitspraken van 31 mei 2023 waarin zij is ingegaan op de vereisten voor functioneel daderschap voor de uitleg van het begrip ‘overtreder’. Het oordeel is dat als overtreder kan worden aangemerkt degene in wiens machtssfeer de fysieke handelingen liggen waardoor de overtreding is begaan en die voorts die handelingen heeft aanvaard of in het algemeen placht te aanvaarden. Van dit laatste is in beginsel al sprake als de overtreder is tekortgeschoten in dat wat redelijkerwijs van hem verwacht mocht worden om wederrechtelijke handelingen te voorkomen.
De Afdeling stelt vast dat de overtreding direct verband houdt met de wijze waarop de woning wordt gebruikt en dat appellant als woningeigenaar in de regel kan beschikken over de wijze van gebruik van zijn woning, ook als hij deze heeft verhuurd. Dat kan hij bijvoorbeeld doen door in een contract bepalingen daarover op te nemen. Naar het oordeel van de Afdeling had appellant dus in dit opzicht als eigenaar van de woning beschikkingsmacht over het gebruik van de woning.
Voorts oordeelt de Afdeling dat appellant het wederrechtelijke gebruik van de woning heeft aanvaard door niet de zorg te betrachten die redelijkerwijs van hem kon worden gevergd met het oog op de voorkoming van de gedraging. Aannemelijk is immers dat appellant wist of kon weten dat de woning zou worden gebruikt voor de huisvesting van seizoenarbeiders. Zo was in de huurovereenkomst bepaald dat de huurder die horecaondernemer is de woning zal inzetten voor gebruik door personeel van zijn bedrijf. Het had op de weg van appellant gelegen om in het kader van zijn zorgplicht toe te zien op het feitelijke gebruik van de woning door bijvoorbeeld aangekondigde bezoeken te (laten) brengen aan de woning en de woning te controleren. Door geen toezicht te houden heeft appellant het risico genomen dat hij niet wist op welke wijze de woning werd gebruikt en in zoverre onder de gegeven omstandigheden het wederrechtelijke gebruik aanvaard. De conclusie is dat appellant als overtreder kan worden aangemerkt.
Heeft u advies nodig bij het opleggen van herstelsancties of bestuurlijke boetes omdat u bijvoorbeeld denkt dat sprake is van een overtreder? Neem gerust contact op met een van onze juristen.
Deel dit artikel: |
Op de hoogte blijven?
Schrijf u in voor onze nieuwsbrief! Dan zorgen wij ervoor dat u op de hoogte blijft van de belangrijkste ontwikkelingen binnen onze expertises.