Grens tussen toezicht en opsporing: binnentreden van bedrijfspand door toezichthouder en politie tezamen (on)rechtmatig?

Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft zich in de uitspraak van 29 december 2023 uitgelaten over de rechtmatigheid van het binnentreden van een bedrijfspand door de toezichthouder en politie tijdens een integrale controle van de gemeente (ECLI:NL:GHARL:2023:11009). Had de politie grond om tegelijkertijd met de toezichthouder mee naar binnen te gaan?

Wat was er aan de hand?

Tijdens een integrale controle op het formeel gebruik van percelen en panden overeenkomstig het bestemmingsplan waren een ambtenaar van Bouwtoezicht van de gemeente en meerdere politiemedewerkers aanwezig. De gemeente heeft de politie hiertoe verzocht vanwege binnengekomen ondermijnende signalen in de straat waar de controle werd uitgevoerd. De politie was betrokken voor de veiligheid van de ambtenaar van Bouwtoezicht en om een casus over te nemen indien strafbare feiten werden waargenomen.

Een van de adressen die onderdeel uitmaakten van de integrale controle betrof de woning van verdachte. Aan de achterzijde van de woning bevond zich een grote loods met aan de voorkant een klein voorgebouw dat de uitstraling had van een kantoortje. De ambtenaar van Bouwtoezicht trok aan de deurklink en merkte dat de deur open was. Hij liep het kantoortje binnen, gevolgd door de politie.

In de ruimte werden tientallen blauwe vaten met daarin gevaarlijke stoffen aangetroffen, als gevolg waarvan het vermoeden rees van het bestaan van een drugslab in de woning. Vlak nadat toestemming was verkregen van de officier van justitie om de woning te betreden, kwam de verdachte toevallig aanrijden en heeft hij de huissleutels gegeven. De woning werd betreden en daarin trof men pillen en poeder aan.

Rechtmatigheid van het binnentreden

Naar het oordeel van het gerechtshof is het gemeentelijk optreden rechtmatig. Bij integrale controles waar een toezichthouder aan deelneemt staat het hem vrij gebruik te maken van zijn bevoegdheid ex artikel 5:15, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) om elke plaats te betreden met uitzondering van een woning zonder toestemming van de bewoner. Het is een legitiem belang van de gemeente dat bedrijfs- en andere panden overeenkomstig het bestemmingsplan worden gebruikt. Dat de ervaring leert dat er een gerede kans bestaat dat er bij controles van bedrijfspanden vaak ook strafbare feiten worden geconstateerd, in het bijzonder de aanwezigheid van hennepkwekerijen met illegale stroomaftap, doet daar niets aan af. De bestrijding van illegale en brandgevaarlijke situaties is namelijk evengoed een legitiem belang van de gemeente. Dat daarbij wordt samengewerkt met de politie acht het gerechtshof ook legitiem aangezien artikel 5:15, derde lid, van de Awb voorziet in de mogelijkheid voor toezichthouders om zich te doen vergezellen door personen die daartoe door hen zijn aangewezen. Dit dient wel te gebeuren binnen de grenzen van het evenredigheidsbeginsel neergelegd in artikel 5:13 van de Awb, namelijk slechts voor zover dat redelijkerwijs nodig is voor de vervulling van de taak van de toezichthouder.

Verder was er volgens het gerechtshof in dit geval geen reden om aan te nemen dat specifiek jegens de verdachte van meet af aan sprake was van verdenking van een strafbaar feit en dus van een reeds lopend opsporingsonderzoek, evenmin op het moment dat de toezichthouder de bedrijfsruimte binnentrad. Ook bestond toen geen bijzondere beschermingsbehoefte voor de toezichthouder. Gelet op artikel 5:13 van de Awb dient de toezichthouder geen andere personen mee te nemen dan redelijkerwijs nodig is voor een goede taakvervulling. Nu niet is gebleken dat op het moment van het binnentreden assistentie van de politie gewenst was, moet worden geoordeeld dat de politie zonder gegronde reden samen met de toezichthouder mee naar binnen is gegaan. De politie heeft eigen wettelijke bevoegdheden die strafrechtelijk zijn genormeerd en waarmee prudent moet worden omgegaan. In zoverre is sprake van een vormverzuim.

Vervolgens oordeelt het gerechtshof dat dit vormverzuim echter geen enkele invloed heeft gehad op het verloop van het opsporingsonderzoek of de vervolging van verdachte. De toezichthouder is de bedrijfsruimte rechtmatig binnengetreden en heeft een constatering gedaan die leidde tot het vermoeden van een strafbaar feit. Als de politie niet mee naar binnen was gegaan maar buiten was blijven wachten, was deze slechts enkele momenten later op de hoogte geraakt van de bevinding van de toezichthouder. Het resultaat was hetzelfde geweest, aldus het gerechtshof. Ook de ernst van het verzuim acht het gerechtshof gering. De politie die de toezichthouder volgde is immers verder niet actief opgetreden en heeft op het moment van en direct na zijn binnentreden geen opsporings- of onderzoekshandelingen verricht. Concluderend ziet het gerechtshof geen aanleiding om enig gevolg te verbinden aan het vormverzuim. Volstaan kan worden met de enkele constatering ervan.

Conclusie

Uit deze uitspraak blijkt onder meer dat er een grens moet worden getrokken tussen toezicht en opsporing. Toezicht is immers een activiteit die wordt verricht in een bestuursrechtelijke context en opsporing binnen een strafrechtelijke. Indien tijdens het toezicht strafbare feiten worden waargenomen, vindt een overgang van toezicht naar opsporing plaats en is de politie aan zet. Op het moment van het binnentreden in deze zaak was echter nog geen sprake van verdenking van een strafbaar feit, waardoor enkel het binnentreden door de toezichthouder rechtmatig was. Van enige andere noodzaak tot het binnentreden door de politie is niet gebleken. De politie diende aldus buiten het bedrijfspand te blijven wachten. Daarmee laat de uitspraak ook zien hoe artikel 5:13 van de Awb de uitoefening van de bevoegdheid in artikel 5:15 van de Awb beperkt.

Op de hoogte blijven?

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief! Dan zorgen wij ervoor dat u op de hoogte blijft van de belangrijkste ontwikkelingen binnen onze expertises.