Artikel 5.5 van de Woo versus artikel 67 van de Awr: welke prevaleert?

Op 4 december 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) uitspraak gedaan in een zaak die inzicht biedt in de toepassing van artikel 5.5 van de Wet open overheid (hierna: Woo) in relatie tot artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: Awr) (ECLI:NL:RVS:2024:4984). Wanneer wordt verzocht om informatie die betrekking heeft op de verzoeker zelf, dient dan toepassing te worden gegeven aan artikel 5.5 van de Woo of artikel 67 van de Awr? In deze blogpost leest u het antwoord van de Afdeling op deze vraag.

Juridisch relevante feiten en omstandigheden

Appellanten hebben een Woo-verzoek ingediend bij de staatssecretaris van Financiën om inzage te krijgen in documenten met informatie over henzelf en hun bedrijf, alsook documenten die verband houden met hun betrokkenheid en die van hun bedrijf bij een casus behandeld door een Regionaal Informatie- en Expertise Centrum (hierna: RIEC). Dit betreft een verzoek als bedoeld in artikel 5.5 van de Woo. Hierin is bepaald dat een bestuursorgaan, onverminderd het elders bij wet bepaalde, op verzoek van een natuurlijk persoon of rechtspersoon informatie verstrekt die op de verzoeker betrekking heeft, tenzij zwaarwegende belangen zich hiertegen verzetten.

De staatssecretaris heeft geweigerd de verzochte informatie openbaar te maken middels een beroep op de geheimhoudingsplicht uit artikel 67, eerste lid, van de Awr. Opgemerkt dient te worden dat in het tweede lid uitzonderingen zijn neergelegd. Zo volgt uit artikel 67, tweede lid, aanhef en onder c, van de Awr dat de geheimhoudingsplicht niet van toepassing is indien bekendmaking plaatsvindt aan degene op wie de gegevens betrekking hebben, voor zover deze gegevens door of namens hem zijn verstrekt.

Art. 5.5 Woo versus art. 67 Awr: welke prevaleert?

De Afdeling verwijst naar vaste rechtspraak waaruit blijkt dat artikel 67, eerste lid, van de Awr een bijzondere openbaarmakingsregeling is met een uitputtend karakter die prevaleert boven de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob). Anders dan de Wob, bevat de Woo een regeling voor verstrekking van informatie over de verzoeker (artikel 5.5 Woo). De vraag die de Afdeling ter beantwoording voorlag, is of artikel 67, tweede lid, aanhef en onder c, van de Awr een bijzondere regeling met een uitputtend karakter bevat voor verstrekking van onder de geheimhoudingsplicht vallende informatie over de verzoeker.

Gelet op de wettekst en totstandkomingsgeschiedenis van de Awr, heeft de Afdeling deze vraag bevestigend beantwoord. Dit betekent dat artikel 5.5 van de Woo niet van toepassing is op informatie over verzoekers die onder de geheimhoudingsplicht valt van artikel 67, eerste lid, van de Awr. De Afdeling wijst erop dat de woorden ‘onverminderd het bij wet bepaalde’ in artikel 5.5 van de Woo bevestigen dat andere wettelijke bepalingen, zoals artikel 67 van de Awr, kunnen prevaleren. Daar komt bij dat uiterlijk op 31 december 2025 artikel 66a van de Awr in werking treedt. Dit artikel voorziet in een specifiek recht voor belasting- en inhoudingsplichtigen om op verzoek inzage te krijgen in gegevens die hen betreffen. Artikel 67, tweede lid, aanhef en onder c, van de Awr komt dan als volgt te luiden: ‘indien inzage wordt verleend zoals bedoeld in artikel 66a’. Volgens de Afdeling versterkt de invoering van artikel 66a van de Awr het oordeel dat artikel 5.5 van de Woo niet van toepassing is op onder de geheimhoudingsplicht vallende informatie over verzoekers. Immers, invoering van dat artikel zou dan niet nodig zijn.

Conclusie

Uit deze uitspraak volgt dat artikel 67 van de Awr een bijzondere regeling is met een uitputtend karakter die prevaleert boven artikel 5.5 van de Woo. Voor de praktijk betekent dit dat indien bestuursorganen Woo-verzoeken binnenkrijgen als bedoeld in artikel 5.5 van de Woo, zij de verzoekers duidelijk moeten maken dat de geheimhoudingsplicht uit artikel 67 van de Awr zich verzet tegen verstrekking van informatie die op hen betrekking heeft op grond van artikel 5.5 van de Woo. Dit geldt ook voor gegevens over de verzoekers die door het bestuursorgaan zijn ontvangen in RIEC-verband. Verstrekking van informatie over de verzoekers zelf is mogelijk indien de uitzonderingsgrond van artikel 67, tweede lid, aanhef en onder c, van de Awr van toepassing is. Bestuursorganen dienen dus altijd te toetsen of een specifieke regeling zoals artikel 67 van de Awr die boven de Woo gaat, van toepassing is en derhalve de verstrekking van informatie uitsluit of mogelijk maakt.

Heeft u juridisch advies nodig bij de behandeling van een Woo-verzoek? Maak kennis met de Woo-helpdesk van Ius Publicum. Neem gerust contact met ons op en ontdek hoe wij u kunnen ondersteunen!  

 

Op de hoogte blijven?

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief! Dan zorgen wij ervoor dat u op de hoogte blijft van de belangrijkste ontwikkelingen binnen onze expertises.