De Afdeling nuanceert jurisprudentie omtrent de toepassing van artikel 5:29 en 5:30 Awb op honden: euthanaseren mogelijk en evenredig?

Bij overtreding van een aanlijn- en muilkorfgebod mag de burgemeester onder omstandigheden besluiten tot inbeslagname van een hond op grond van de artikelen 5:29 en 5:30 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Echter, is de burgemeester op grond van deze artikelen ook bevoegd tot het euthanaseren van een hond? De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) heeft in de uitspraak van 9 oktober 2024 antwoord gegeven op deze vraag (ECLI:NL:RVS:2024:4083). Naast het bestaan van de bevoegdheden tot inbeslagname en euthanasie, heeft de Afdeling zich ook uitgelaten over de evenredigheid van het gebruik van deze bevoegdheden.

Wat was er aan de hand?

De burgemeester van de gemeente Wijchen (hierna: burgemeester) heeft de hond Buddy, waarvan appellant de eigenaar is, gevaarlijk verklaard en derhalve een kort aanlijn- en muilkorfgebod opgelegd. Dit besluit volgde op meerdere incidenten waarbij Buddy andere honden en appellant heeft gebeten.

Na de oplegging van het kort aanlijn- en muilkorfgebod heeft opnieuw een bijtincident plaatsgevonden, waarbij appellant zich niet aan het gebod heeft gehouden. Naar aanleiding hiervan heeft de burgemeester besloten om Buddy tijdelijk in beslag te nemen en een gedragsonderzoek te laten uitvoeren. In de periode van inbeslagname heeft een gediplomeerde hondengedragsdeskundige een risicoanalyse van Buddy gemaakt en geadviseerd om hem te laten inslapen.

Op grond van de verschillende bijtincidenten, de meldingen van ongeruste buurtbewoners over het loslopen van Buddy en de risicoanalyse van de hondengedragsdeskundige, heeft de burgemeester besloten Buddy definitief in beslag te nemen en te laten inslapen in de toekomst.

Inbeslagname van een hond op grond van de Awb

Bevoegdheid tot inbeslagname

De Afdeling verwijst naar vaste jurisprudentie waaruit blijkt dat bestuursdwang mag worden toegepast ter voorkoming van herhaling van een overtreding. Bij overtreding van een aanlijn- en muilkorfgebod is een burgemeester dus bevoegd een hond in beslag te nemen om zo te voorkomen dat herhaling van die overtreding en het daarmee veroorzaakte gevaar voor de veiligheid van de omgeving plaatsvindt. Omdat na de oplegging van het kort aanlijn- en muilkorfgebod een bijtincident heeft plaatsgevonden waarbij Buddy los liep en niet gemuilkorfd was, was de burgemeester naar het oordeel van de Afdeling bevoegd Buddy in beslag te nemen middels het toepassen van bestuursdwang.

Evenredigheid van besluit tot inbeslagname

De burgemeester heeft aan de inbeslagname onder andere de risicoanalyse van de hondengedragsdeskundige ten grondslag gelegd. Volgens de Afdeling heeft appellant geen aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid of begrijpelijkheid van het advies naar voren gebracht. Ook heeft appellant geen contra-expertise ingebracht. Derhalve mocht de burgemeester uitgaan van de risicoanalyse.

Uit de risicoanalyse volgt dat Buddy een zeer groot risico vormt voor mensen en andere honden door zijn complexe en risicovolle probleemgedrag. De hondengedragsdeskundige adviseert om Buddy te laten inslapen omdat het gedrag niet trainbaar is. Mede gelet op de verschillende bijtincidenten, de meldingen van buurtbewoners en de verklaring van appellant dat hij zich niet verantwoordelijk voelt voor eventuele toekomstige bijtincidenten, oordeelt de Afdeling dat sprake was van vrees voor nieuwe overtredingen van het aanlijn- en muilkorfgebod en nieuwe bijtincidenten. De inbeslagname van Buddy is onder deze omstandigheden evenredig in verhouding tot het daarmee te dienen doel, namelijk het voorkomen van nieuwe overtredingen.

Euthanasie van een hond op grond van de Awb

Bevoegdheid tot euthanaseren

Met betrekking tot de vraag of de burgemeester bevoegd is om Buddy te laten inslapen, wijst de Afdeling op eerdere jurisprudentie waaruit blijkt dat een hond op grond van de artikelen 5:29 en 5:30 van de Awb slechts tijdelijk, tegen de wil van de rechthebbende, aan diens beschikkingsmacht kan worden onttrokken. Deze artikelen impliceren daarmee geen bevoegdheid voor de burgemeester om een hond te laten inslapen. De Afdeling nuanceert deze jurisprudentie als volgt.

De artikelen 5:29 en 5:30 van de Awb behandelen de toepassing van bestuursdwang door het meevoeren en opslaan van zaken. Op grond van artikel 3:2a, eerste en tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek worden dieren niet als zaken beschouwd, maar zijn bepalingen met betrekking tot zaken wel op dieren van toepassing met inachtneming van de op wettelijke voorschriften en regels van ongeschreven recht gegronde beperkingen, verplichtingen en rechtsbeginselen, alsmede de openbare orde en goede zeden. De toepassing van artikel 5:30, vijfde lid, van de Awb, dat de vernietiging van zaken betreft indien verkoop niet mogelijk is, wordt in het geval van honden beperkt door de Wet dieren, die het doden van honden verbiedt. Dit verbod kent echter een uitzondering in het Besluit houders van dieren, te weten het geval dat een dier niet te corrigeren gevaarlijke gedragskenmerken vertoont. De Afdeling overweegt dat bij vertoning van dergelijke gedragskenmerken de burgemeester bevoegd is tot het euthanaseren van Buddy.

In dit kader komt volgens de Afdeling betekenis toe aan de resultaten van de risicoanalyse van de hondengedragsdeskundige. Hiermee heeft de burgemeester aannemelijk gemaakt dat sprake is van niet te corrigeren gevaarlijke gedragskenmerken. De conclusie is dat de burgemeester bevoegd is om Buddy te laten inslapen.

Evenredigheid van besluit tot euthanaseren

Vervolgens komt de Afdeling toe aan de vraag of het gebruik van de bevoegdheid om Buddy te laten inslapen evenredig is. Het laten inslapen van een hond is volgens de Afdeling een vergaande maatregel die als een ultimum remedium moet worden beschouwd. Dit betekent dat hoge eisen worden gesteld aan de motivering. Van belang is dat herplaatsing van Buddy niet mogelijk is vanwege zijn niet-trainbare probleemgedrag. Tevens heeft de burgemeester twee aanvullende adviezen van de hondengedragsdeskundige overgelegd, waaruit blijkt dat Buddy een aanzienlijk risico blijft vormen voor de samenleving en zich in een mentaal ongezonde toestand bevindt, zonder zicht op verbetering, omdat hij alleen in isolatie veilig kan worden gehouden. Gelet hierop heeft de burgemeester naar het oordeel van de Afdeling afdoende gemotiveerd waarom in het geval van Buddy geen minder vergaande maatregelen mogelijk zijn. Het besluit om Buddy te euthanaseren is aldus niet onevenredig in verhouding tot het daarmee te dienen doel.

Conclusie

In deze uitspraak heeft de Afdeling eerdere jurisprudentie omtrent de toepassing van de artikelen 5:29 en 5:30 van de Awb op honden genuanceerd. Hoewel een hond voorheen slechts tijdelijk, tegen de wil van zijn eigenaar, in beslag kon worden genomen, geldt nu dat het laten inslapen van een hond mogelijk is indien sprake is van gevaarlijke gedragskenmerken die niet gecorrigeerd kunnen worden. Wel geldt dat het euthanaseren van een hond een ultimum remedium is. Dit betekent dat in het concrete geval steeds moet worden bezien of een minder vergaande maatregel mogelijk is en of het gebruik van deze bevoegdheid evenredig is.

Op de hoogte blijven?

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief! Dan zorgen wij ervoor dat u op de hoogte blijft van de belangrijkste ontwikkelingen binnen onze expertises.