Verjaring verandert bij invordering van een dwangsom!

Ook op 1 april kunnen wetswijzigingen plaatsvinden. In dit geval doel ik op een aantal belangrijke wijzigingen in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) die sinds 1 april 2021 gelden. De wijzigingen zijn onder andere van invloed op het kostenverhaal, de verjaringstermijn bij een dwangsom en het stuiten van de verjaring bij invorderingsbeschikkingen. In dit blog leest u wat de oude regels waren en welke veranderingen zijn aangebracht ten aanzien van de wetswijziging.

Toen en nu: kostenverhaal bij toepassing bestuursdwang

Voor 1 april hadden bestuursorganen geen geboden tijdsverplichting om de gemaakte kosten van bestuursdwang op de overtreder te verhalen. De betalingsverplichting voor de overtreder ontstond namelijk pas zodra een kostenverhaalbeschikking werd genomen door het bestuur. Pas vanaf dat moment ging de verjaringstermijn van vijf jaar in. Dit betekent dat, zolang het bestuursorgaan wachtte met het nemen van een kostenverhaalbeschikking, de termijn tot verjaring niet zou gaan lopen en het bestuursorgaan daardoor alle tijd van de wereld had om zijn of haar zaakjes op orde te krijgen. Handig of niet, tot voor kort heeft de Afdeling nog geoordeeld dat deze wijze van bestuursrechtelijke geldschulden verhalen een mogelijkheid was voor het bestuur (ECLI:NL:RVS:2019:437).

Toch is hier met ingang van 1 april 2021 verandering in gebracht. Bestuursorganen moeten nu binnen vijf jaar na het toepassen van bestuursdwang het kostenverhaal beginnen door middel van het nemen van een kostenverhaalsbeschikking (artikel 5:25 lid 6 Awb). Dit betekent dat bestuursorganen nu minder tijd wordt geboden om de kosten te verhalen.

Toen en nu: verjaringstermijn bij verbeurde dwangsommen

Ten aanzien van een verbeurde dwangsom is ook een wijziging aangebracht. Voorheen had het bestuursorgaan één jaar de tijd om het geldbedrag van de verbeurde dwangsom te innen (de verjaringstermijn). Als het jaar verstreken was, dan was het bestuursorgaan te laat om de dwangsom nog te mogen innen bij de overtreder.

Met het doorvoeren van de wetswijziging is in bovenstaande verandering gebracht.

De dwangsom verjaart nu namelijk niet meer indien een juridische procedure aanwezig is (met betrekking tot de last onder dwangsom). Dit betekent dat de verjaringstermijn van één jaar nu automatisch wordt verlengd, totdat een onherroepelijk besluit is genomen. Dit leest u terug in artikel 5:35 lid 2 Awb.

Verjaring invorderingsbeschikking bij dwangsommen

Gelet op een procedureel-technische verbetering omtrent de verjaring van een last onder dwangsom is in artikel 3:37a lid 1 Awb opgenomen dat een invorderingsbeschikking* van een dwangsom vanaf nu de verjaring van de opgelegde dwangsom stuit. Dit betekent dat de verjaringstermijn opnieuw gaat lopen vanaf het moment dat de invorderingsbeschikking is genomen.

*In een invorderingsbeschikking staat dat het bestuursorgaan heeft vastgesteld dat de overtreder niet heeft voldaan aan de opgelegde dwangsom. Vanaf dat moment kan de dwangsom ingevorderd worden. Als de overtreder alsnog niet voldoet, dan kan het bestuursorgaan de overtreder aanmanen.

Let op: de stuitende werking gaat anders bij een invorderingsbeschikking op verzoek van een overtreder of derde belanghebbende. In dat geval geldt namelijk de automatische verlenging zoals uitgelegd onder het kopje “Toen en nu: verjaringstermijn bij verbeurde dwangsommen”.

Vergeet de overige wijzigingen niet!

Naast de wijzigingen die in dit blog ter sprake zijn gekomen, zijn nog een aantal wijzigingen doorgevoerd. Zo hebben bestuursorganen nu bijvoorbeeld de algemene bevoegdheid tot het geheel of gedeeltelijk kwijtschelden van een geldschuld (uiteraard onder strenge voorwaarden). Neemt u de Memorie van Toelichting eens door voor een volledige weergave.

Alle gewijzigde artikelen op een rijtje:

  1. Artikel 5:25 lid 6 Awb (kostenverhaal binnen vijf jaar na toepassing last onder bestuursdwang)
  2. Artikel 5:35 lid 2 Awb (automatische verlening verjaringstermijn)
  3. Artikel 5:37a Awb (nieuw artikel aangaande stuiting van de verjaring)
  4. Artikel 4:96 Awb (opschorten van de bevoorschotting)
  5. Artikel 4:94a Awb (gedeeltelijk kwijtschelden van een geldschuld)

Adviseur bestuursrecht

Alsof de termijnen binnen het bestuursrecht nog niet ingewikkeld en veelvuldig genoeg waren, heeft de wetswijziging van 1 april het er niet echt makkelijker op gemaakt… Wel zijn de wijzigingen nodig geweest en hoort een wetswijziging nu eenmaal bij een goede rechtsorde. Het is aan u, als onderdeel van de gemeente, om de wijzigingen correct uit te voeren. Dit betekent ongetwijfeld een aantal noodzakelijke veranderingen. Heeft u al het nodige in handen om de wetswijzigingen naar behoren toe te passen?

Wij bij Ius Publicum begrijpen dat de wijzigingen impact kunnen hebben op uw werkzaamheden en zijn u graag van dienst bij het in goede banen leiden van deze wijzigingen!

Bronnen

ECLI:NL:RVS:2019:437
Kamerstukken II 2019/20, 35477, 3

Door: Nienke Schuijt

 

 

Op de hoogte blijven?

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief! Dan zorgen wij ervoor dat u op de hoogte blijft van de belangrijkste ontwikkelingen binnen onze expertises.