Misbruik van recht onder de Woo: eerste inhoudelijke beoordeling door de Raad van State
Op 13 november 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) zich voor het eerst inhoudelijk uitgesproken over de toepassing van de in de Wet open overheid (hierna: Woo) opgenomen antimisbruikbepaling (ECLI:NL:RVS:2024:4594). In deze blogpost leest u wat deze uitspraak betekent voor bestuursorganen en voor de Woo hieraan gelijkgestelde instanties zoals de Nationale ombudsman, en hoe dit invloed kan hebben op de afhandeling van toekomstige Woo-verzoeken.
Juridisch relevante feiten en omstandigheden
Het hoger beroep was gericht tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, die de lijn van de Nationale ombudsman volgde. Het geschil ontstond na het besluit van de Nationale ombudsman om vijf Woo-verzoeken van de appellant buiten behandeling te stellen. De ombudsman maakte gebruik van de bevoegdheid uit artikel 4.6 van de Woo, waarbij een verzoek buiten behandeling kan worden gesteld indien het bestuursorgaan aannemelijk acht dat de verzoeker misbruik maakt van zijn recht, bijvoorbeeld door niet te handelen met de bedoeling om publieke informatie te verkrijgen.
De appellant had de Woo-verzoeken ingediend in het kader van een onderzoek naar het functioneren van de ombudsman zelf. Volgens de ombudsman had de appellant echter een ander doel voor ogen dan het verkrijgen van informatie, namelijk het bemoeilijken van de afhandeling van de Woo-verzoeken en daarmee het leggen van een onevenredig beslag op de organisatie. De appellant deed dit door te dreigen met het doen van aangifte, persoonsgegevens van medewerkers van de ombudsman op websites en sociale media te publiceren, opzettelijk relevante informatie achter te houden bij het indienen van Woo-verzoeken en zich laatdunkend te uiten over medewerkers van de ombudsman.
Overwegingen van de Afdeling
In hoger beroep bevestigde de Afdeling de beslissing van de ombudsman. De Afdeling achtte het aannemelijk dat de appellant daadwerkelijk misbruik maakte van zijn recht om de afhandeling van de Woo-verzoeken te frustreren. Daarbij werd verwezen naar het manipulatieve en juridiserende gedrag van de appellant en het feit dat hij zijn verzoeken gebruikte als drukmiddel in een breder conflict met de ombudsman. De Afdeling bevestigde dat de ombudsman onverwijld had besloten tot het buiten behandeling stellen van de Woo-verzoeken na het constateren van misbruik van recht.
De Afdeling merkte op dat bestuursorganen niet verplicht zijn om verzoeken te honoreren die kennelijk niet zijn ingediend met een legitiem doel, zoals het verkrijgen van publieke informatie. De Afdeling had oog voor de mogelijkheid dat de appellant daadwerkelijk geïnteresseerd was in de informatie, maar oordeelde dat zijn gedrag in het kader van de Woo-verzoeken zodanig manipulatief was dat het als misbruik van recht moest worden aangemerkt.
Voorts ging de Afdeling in op de inhoudelijke toetsing van de besluiten van de ombudsman. In lijn met eerdere jurisprudentie onder de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob) oordeelde de Afdeling dat de ombudsman terecht de antimisbruikbepaling had toegepast in eerdere zaken van de appellant. De Afdeling benadrukte dat de beoordelingsmaatstaaf voor misbruik van recht onder de Woo niet wezenlijk verschilt van de criteria die onder de Wob gehanteerd werden. De appellant had volgens de Afdeling geen inhoudelijke tegenwerpingen ingebracht die de conclusie van misbruik van recht konden weerleggen. Zijn verklaringen over het uitvoeren van een onderzoek naar de ombudsman werden niet als een rechtvaardiging voor zijn gedrag aanvaard.
Conclusie
Deze uitspraak biedt een duidelijk inzicht in de betekenis van de antimisbruikbepaling uit de Woo en hoe bestuursorganen deze bepaling kunnen toepassen. De Afdeling benadrukt dat misbruik van recht een legitieme reden is om een verzoek buiten behandeling te stellen, maar wijst tegelijkertijd op de noodzaak van een zorgvuldige toetsing. Bestuursorganen worden aangespoord om zorgvuldig te werk te gaan bij het beoordelen van de motieven van verzoekers.
Heeft u binnen uw organisatie ook te maken met een Woo-verzoek, en heeft u behoefte aan deskundige en praktische hulp bij het verwerken en behandelen hiervan? Maak kennis met de Woo-desk van Ius Publicum! Ius Publicum ontlast de opdrachtgever door elk Woo-verzoek zorgvuldig te behandelen en daarbij een efficiënte oplossing te bieden. Bij het behandelen van een Woo-verzoek zorgen wij ervoor dat de opdrachtgever zo min mogelijk wordt belast, maar volledig wordt betrokken in de loop van het proces. Op deze manier wordt het gewenste resultaat bereikt terwijl u als gemeente, gemeenschappelijke regeling of ministerie wordt ontzorgd.
Deel dit artikel: |
Op de hoogte blijven?
Schrijf u in voor onze nieuwsbrief! Dan zorgen wij ervoor dat u op de hoogte blijft van de belangrijkste ontwikkelingen binnen onze expertises.