Artikel 175 van de Gemeentewet als grondslag voor online gebiedsverboden: juridisch toelaatbaar?
In de uitspraak van 25 april 2024 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam (ECLI:NL:RBAMS:2024:2351) staat het online gebiedsverbod centraal dat de burgemeester van de gemeente Amsterdam heeft opgelegd op grond van artikel 175 van de Gemeentewet (Gw). De vragen die aan de voorzieningenrechter zijn voorgelegd, zijn (1) of artikel 175 van de Gw als grondslag kan dienen voor een online gebiedsverbod en (2) of een online gebiedsverbod het recht op vrijheid van meningsuiting schendt.
Wat was er aan de hand?
De burgemeester heeft verzoeker bevolen om een bericht te verwijderen van Snapchat en andere social media en om na te laten berichten te plaatsen op Snapchat en Instagram. Dit verbod om online berichten te plaatsen betreft een noodbevel in de zin van artikel 175, eerste lid, van de Gw. Op grond van dit artikel is de burgemeester bevoegd een noodbevel op te leggen indien sprake is van ernstige vrees voor het ontstaan van ernstige wanordelijkheden met als doel de openbare te handhaven of het gevaar te beperken. In het voorliggende geval geldt het noodbevel voor de duur van drie maanden.
De aanleiding voor het noodbevel was een bericht van verzoeker op Snapchat nadat een dodelijk schietincident had plaatsgevonden tussen twee criminele rapgroepen. Het conflict tussen de rapgroepen is al langere tijd aan de gang, maar recentelijk geëscaleerd door het schietincident. In het bericht van verzoeker stond: ‘Zeg tegen [overleden rapper] dat hij geen stress hoeft te hebben. Als ik die man zie, schiet ik het hele geweermagazijn leeg’. De burgemeester stelt dat online uitingen binnen dit conflict een katalysator zijn voor geweld en dat daarom ernstige vrees bestaat voor verdere verstoring van de openbare orde en ernstige wanordelijkheden door de berichtgeving van verzoeker op social media. Gelet hierop acht de burgemeester het noodbevel noodzakelijk.
Verzoeker meent daarentegen dat de noodbevelsbevoegdheid uit artikel 175, eerste lid, van de Gw zich niet uitstrekt tot online uitlatingen. Volgens verzoeker ziet het handhaven van de openbare orde op gedrag dat in het openbaar plaatsvindt, te weten de fysieke wereld. Bovendien stelt verzoeker dat zijn recht op vrijheid van meningsuiting ontoelaatbaar is beperkt.
Oordeel van de voorzieningenrechter
De voorzieningenrechter stelt allereerst voorop dat zij het in het algemeen aannemelijk acht dat uitlatingen die op social media worden geplaatst een aanjagende werking kunnen hebben in de fysieke wereld. Derhalve ziet de voorzieningenrechter het belang in voor de burgemeester om online te kunnen ingrijpen. Toch is de voorzieningenrechter van oordeel dat de vraag of de burgemeester preventief online kan optreden op grond van artikel 175 van de Gw te complex is om te behandelen in een voorlopige voorzieningenprocedure. De vraag of een online gebiedsverbod het recht op vrijheid van meningsuiting ontoelaatbaar beperkt, leent zich evenmin voor behandeling in een voorlopige voorzieningenprocedure. Hiermee laat de voorzieningenrechter de oordeelsvorming over deze leerstukken over aan de rechter in de bodemprocedure.
Los van de vraag of het online gebiedsverbod kan worden gegrond op de noodbevelsbevoegdheid, overweegt de voorzieningenrechter dat de burgemeester in dit geval de causaliteit tussen de online uitlatingen van verzoeker en de ernstige wanordelijkheden onvoldoende heeft onderbouwd. Het enkel plaatsen van een bericht na het overlijden van de rapper, dat gekopieerd en verder verspreid is door anderen, is onvoldoende om aan te nemen dat juist verzoekers berichten aanjagend werken. De voorzieningenrechter oordeelt derhalve dat de burgemeester onterecht een dergelijk zwaar middel heeft ingezet jegens verzoeker waarbij zijn fundamenteel recht op vrijheid van meningsuiting wordt beperkt. Het belang van verzoeker om berichten op social media te plaatsen weegt in dit geval dus zwaarder dan het belang van de burgemeester om de openbare orde te handhaven. Het bestreden besluit wordt geschorst.
Politiek debat over het online gebiedsverbod
Belangrijk om op te merken is dat het online gebiedsverbod ook een onderwerp van politiek debat is. Tweede Kamerlid Sneller (D66) heeft namelijk op 20 maart 2024 Kamervragen gesteld aan de minister van Justitie en Veiligheid over het online gebiedsverbod. Hij doet hierin een oproep aan de minister om ‘de rol als landelijk wetgever op te pakken en de Kamer een alternatief voorstel te sturen om online opruiing aan te pakken zodat burgemeesters niet langer genoodzaakt zijn om ongrondwettelijke maatregelen in te zetten’. Op 30 april 2024 heeft de minister de Kamervragen beantwoord. In deze brief schrijft zij een beleidsreactie te zullen geven op de analyse van de Landsadvocaat met betrekking tot de huidige wettelijke bevoegdheden om online aangejaagde openbare-ordeverstoringen tegen te gaan. De beleidsreactie is gepubliceerd op 14 mei 2024. Uit de beleidsreactie volgt dat de minister geen reden ziet om een aanvullende wettelijke grondslag te creëren die burgemeesters de mogelijkheid geeft om op te treden tegen online uitingen.
Conclusie
Hoewel de voorzieningenrechter zich niet heeft uitgelaten over de juridische houdbaarheid van artikel 175 van de Gw als grondslag voor online gebiedsverboden, maakt de uitspraak tezamen met de politieke ontwikkelingen duidelijk dat handhaving van de openbare orde in de online wereld een relevant en actueel thema is. Nu de voorzieningenrechter de oordeelsvorming omtrent dit leerstuk heeft overgelaten aan de bodemrechter, is het nog even wachten op een antwoord.
Deel dit artikel: |
Op de hoogte blijven?
Schrijf u in voor onze nieuwsbrief! Dan zorgen wij ervoor dat u op de hoogte blijft van de belangrijkste ontwikkelingen binnen onze expertises.