Preventieve handhaving: concrete handelingen nodig voor het aannemen van klaarblijkelijk dreigend gevaar voor een overtreding
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) is in de uitspraak van 27 november 2024 ingegaan op het criterium van een klaarblijkelijk dreigend gevaar voor een overtreding, neergelegd in artikel 5:7 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), waaraan moet worden voldaan om over te kunnen gaan tot preventieve handhaving (ECLI:NL:RVS:2024:4868). Onder welke omstandigheden kan een klaarblijkelijk gevaar worden aangenomen?
Juridisch relevante feiten en omstandigheden
De appellanten zijn eigenaar van een molen die niet meer in bedrijf is en door hen wordt gebruikt als vakantiewoning. Nu willen zij de molen verhuren voor recreatief verblijf om met de opbrengst de molen in stand te houden. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veere (hierna: college) stelt zich op het standpunt dat dit gebruik niet is toegestaan volgens het bestemmingsplan. In dit verband is van belang dat aan het perceel de enkelbestemming ‘Maatschappelijk’ en de functieaanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk – molen’ is toegekend. De appellanten kunnen zich hier niet in vinden en verzoeken het college preventief te handhaven, teneinde een voor bezwaar en beroep vatbaar besluit te krijgen. Het college heeft dit handhavingsverzoek afgewezen omdat handhavend optreden onredelijk zou zijn.
Recreatieve verhuur van molen: strijdig met bestemmingsplan?
Ter beantwoording van de vraag of het recreatief verhuren van de molen strijd oplevert met het bestemmingsplan, beziet de Afdeling wat in de planregels staat over de bestemming van het perceel. Volgens de planregels is het perceel bestemd voor uitsluitend een molen en maximaal één woning. Het woord ‘uitsluitend’ geeft aan dat geen ander gebruik is toegestaan. Naar het oordeel van de Afdeling kan uit het normale spraakgebruik worden afgeleid dat recreatieve verhuur niet valt onder het begrip ‘molen’ en evenmin onder het begrip ‘woning’, omdat het geen duurzaam karakter heeft. Geconcludeerd wordt dat het recreatief verhuren van de molen niet past binnen het toegelaten gebruik en in strijd is met het bestemmingsplan. Dat de molen al jaren door de appellanten als vakantiewoning wordt gebruikt, maakt dit niet anders. De Afdeling overweegt in dit verband dat er een planologisch verschil is tussen het recreatief gebruik door de eigenaren en de recreatieve verhuur aan derden.
Preventieve handhaving: sprake van klaarblijkelijk dreigend gevaar voor overtreding?
Voor de vraag of preventief kan worden gehandhaafd is artikel 5:7 van de Awb van belang. Dit artikel bepaalt dat een herstelsanctie kan worden opgelegd zodra het gevaar voor de overtreding klaarblijkelijk dreigt. De Afdeling verwijst naar vaste jurisprudentie waarmee invulling is gegeven aan dit criterium. Blijkens deze jurisprudentie volgt uit artikel 5:7 van de Awb dat een preventieve herstelsanctie slechts kan worden opgelegd ‘indien zich een gevaar voordoet van een overtreding van een concreet bij of krachtens de wet gesteld voorschrift die met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal plaatsvinden’.
Naar het oordeel van de Afdeling doet deze situatie zich niet voor in het onderhavige geval. Dat de appellanten te kennen hebben gegeven voornemens te zijn de molen recreatief te verhuren, is onvoldoende om te kunnen spreken van een gevaar voor een overtreding die met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal plaatsvinden. Enige concrete handelingen waaruit blijkt dat op korte termijn zal worden overgegaan tot de recreatieve verhuur van de molen, zijn immers niet gebleken. Omdat niet wordt voldaan aan het criterium van een klaarblijkelijk gevaar als bedoeld in artikel 5:7 van de Awb, is preventieve handhaving niet op zijn plaats.
Conclusie
Deze uitspraak is met name relevant omdat de Afdeling nadere invulling heeft gegeven aan het criterium van een klaarblijkelijk gevaar, zoals reeds uitgelegd in vaste jurisprudentie. Een enkel voornemen tot het begaan van een overtreding is aldus niet voldoende. Voor een klaarblijkelijk gevaar moeten concrete handelingen zijn verricht die erop wijzen dat de overtreding op korte termijn daadwerkelijk zal worden begaan. In dat geval kan een bestuursorgaan gebruikmaken van de bevoegdheid uit artikel 5:7 van de Awb om een preventieve last onder dwangsom of last onder bestuursdwang op te leggen.
Heeft u juridisch advies nodig bij het nemen van besluiten tot het opleggen van preventieve herstelsancties of andere handhavingsvraagstukken? Neem gerust contact met ons op en ontdek hoe wij u kunnen ondersteunen!
Gerelateerde berichten
Op de hoogte blijven?
Schrijf u in voor onze nieuwsbrief! Dan zorgen wij ervoor dat u op de hoogte blijft van de belangrijkste ontwikkelingen binnen onze expertises.