Onjuist invullen Bibob-formulier biedt voldoende grondslag voor weigeren aangevraagde vergunning
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) heeft in de uitspraak van 22 januari 2025 geoordeeld dat de burgemeester van Almere een aanvraag voor een vergunning mocht afwijzen wegens het onjuist invullen van het Bibob-formulier (ECLI:NL:RVS:2025:212). In deze blogpost wordt besproken welk artikel uit de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (hierna: Wet Bibob) in dat verband als rechtsgrondslag kan worden gehanteerd en onder welke omstandigheden daarvan gebruik mag worden gemaakt.
Wat was er aan de hand?
De burgemeester van Almere heeft op grond van de Wet Bibob de aanvraag van Hotel Cataleya voor een Alcoholwetvergunning afgewezen. Volgens de burgemeester kan worden aangenomen dat Hotel Cataleya ter verkrijging van de vergunning strafbare feiten heeft gepleegd (artikel 3, zesde lid) en bestaat het vermoeden dat met de vergunning strafbare feiten zullen worden gepleegd (artikel 3, eerste lid, aanhef en onder b). Uit het advies van het Landelijk Bureau Bibob blijkt namelijk dat de bestuurder van het hotel vermoedelijk valsheid in geschrift heeft gepleegd bij het invullen van het Bibob-formulier. De vraag in het formulier of hij in de afgelopen vijf jaar is veroordeeld, een schikking is aangegaan met het Openbaar Ministerie (hierna: OM) of als verdachte is aangemerkt, heeft de bestuurder beantwoord met ‘niet van toepassing’. Tevens heeft hij niets ingevuld bij het gedeelte van het Bibob-formulier dat bestemd is om strafrechtelijke antecedenten aan te geven.
Weigering op grond van de Wet Bibob
De Afdeling focust zich op artikel 3, zesde lid, van de Wet Bibob als grondslag voor het weigeren van de Alcoholwetvergunning. Ingevolge dit artikellid heeft een bestuursorgaan de bevoegdheid tot weigering van een aangevraagde vergunning als feiten en omstandigheden erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging van die vergunning een strafbaar feit is gepleegd. Tot weigering wordt slechts overgegaan indien deze tenminste evenredig is met, ingeval van vermoedens, de ernst daarvan en de ernst van het strafbare feit.
De Afdeling constateert allereerst dat niet in geschil is dat Hotel Cataleya het Bibob-formulier onjuist heeft ingevuld door niet te vermelden dat haar bestuurder strafrechtelijke antecedenten heeft. In dit kader verwijst de Afdeling naar haar eerdere jurisprudentie waaruit blijkt dat het de taak van de aanvrager is om het Bibob-formulier op juiste wijze in te vullen (zie ABRvS 16 oktober 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4169). Dit formulier bevat de duidelijke en specifieke vraag of de aanvrager de voorafgaande vijf jaar onder meer is veroordeeld of een schikking met het OM is aangegaan. Hotel Cataleya had zich daarom kunnen en moeten realiseren dat zij in antwoord daarop moest vermelden dat het OM een transactie heeft aangeboden omdat haar bestuurder in strijd met de Opiumwet heeft geprobeerd hasj binnen een penitentiaire inrichting te brengen. Die vraag moet volledig en naar waarheid worden beantwoord, ongeacht of de aanvrager van mening is dat het een gering feit betreft. Het is aan de burgemeester om te beoordelen of de strafrechtelijke antecedenten al dan niet een beletsel vormen voor vergunningverlening.
In de voorliggende zaak betreft het strafrechtelijke feit dat niet is vermeld een overtreding van de Opiumwet. Dat is een ernstig feit dat bij uitstek niet is te verenigen met het exploiteren van een horecazaak. De burgemeester heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat indien dit feit op het Bibob-formulier was vermeld, dit zeker aanleiding zou hebben gegeven tot nader onderzoek. Vanwege het daardoor ontstane vermoeden van valsheid in geschrift mocht de burgemeester dus op grond van artikel 3, zesde lid, van de Wet Bibob weigeren de Alcoholwetvergunning te verstrekken aan Hotel Cataleya. Daarbij acht de Afdeling in het kader van de evenredigheid van belang dat de gevolgen van de weigering beperkt zijn, aangezien het hotel nog steeds kan worden geëxploiteerd, maar dan zonder de mogelijkheid daar alcohol te schenken.
Conclusie
Deze uitspraak benadrukt het belang van het volledig en naar waarheid invullen van het Bibob-formulier en maakt duidelijk dat gevolgen kunnen worden verbonden aan het niet naleven hiervan. Indien het Bibob-formulier onjuist is ingevuld door de strafrechtelijke antecedenten niet te vermelden, dan levert dit voldoende grond op om gebruik te maken van de bevoegdheid uit artikel 3, zesde lid, van de Wet Bibob tot weigering van een aangevraagde vergunning. Wel moet het bestuursorgaan daarbij altijd nagaan of de weigering evenredig is.
Deel dit artikel: |
Op de hoogte blijven?
Schrijf u in voor onze nieuwsbrief! Dan zorgen wij ervoor dat u op de hoogte blijft van de belangrijkste ontwikkelingen binnen onze expertises.